Uitspraak in het Plat: /buː͡ɐdɔxtɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Buur·doch·ter
Pluralis: Buur­döch­ter f de Buur­doch­ter Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Buur­doch­ters f de Buur­doch­ter
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik bün as Buurdochter in en lütt Dörp opwussen.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Buur + Dochter