Uitspraak in het Plat: /ɾuːzɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: ru·sig
rusiger rusigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wat is dat buten rusig Wedder!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: rusen + -ig