zelfstandig naamwoord
Afbreking: Po·ler
Pluralis: Po­lers m de Po­ler
[1]
perifere woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
massiv Pahl, de ut de Eer kickt
Nederlands:
Engels:
Duits: