Uitspraak in het Plat: /fastmɔːkɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fast·ma·ker
Pluralis: Fast­ma­kers m de Fast­ma­ker
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: fastmaken + -er