Uitspraak in het Plat: /malbyːdəlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: mal·l·bü·de·lig
mallbüdeliger mallbüdeligst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
gek
zot
mal
Engels:
mad
Duits:
Voorbeelden:
Wat stellst du bloots för mallbüdelige Saken an?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Mallbüdel + -ig