Uitspraak in het Plat: /afspɔːɾən/
werkwoord
Afbreking: af·spo·ren
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:

Werkwoordvormen:

infinitief:
af­spo­ren
voltooid deelwoord:
af­spoort
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik spoor af
du spoorst af
he/se/dat spoort af
wi spoort af
ji spoort af
se spoort af
verleden:
ik spoor af
du spoorst af
he/se/dat spoor af
wi spo­ren af
ji spo­ren af
se spo­ren af
voltooid:
ik heff af­spoort
du hest af­spoort
he/se/dat hett af­spoort
wi hebbt af­spoort
ji hebbt af­spoort
se hebbt af­spoort
conjunctief:
ik spoor af
du spoorst af
he/se/dat spoor af
wi spo­ren af
ji spo­ren af
se spo­ren af
imperatief:
spoor af!
spoort af!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: af + sporen