Uitspraak in het Plat: /blɪkʃɛːˑ͡ɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Blick·scheer
Pluralis: Blick­sche­ren f de Blick­scheer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wo heff ik denn nu al wedder mien Blickscheer henleggt?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Blick + Scheer