zelfstandig naamwoord
Afbreking: Buck·rad
Pluralis: Buck­rä­der n dat Buck­rad Westfaals, Märkisch
Pluralis: Buck­rääd n dat Buck­rad Mecklenburgisch
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Buck + Rad