Uitspraak in het Plat: /katn̩pɔˑu̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kat·ten·poot
Pluralis: Kat­ten­po­ten f de Kat­ten­poot
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Kattenpoten sünd sacht un week, so lang se jümehr Krallen nich utfohrt.
[2]
perifere woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Katt + Poot