Uitspraak in het Plat: /ɛɪ̯təldɔu̯k/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: E·tel·dook
Pluralis: E­tel­dö­ker n dat E­tel­dook
Pluralis: E­tel­dö­ker m de E­tel­dook Märkisch
Pluralis: E­tel­döök m de E­tel­dook Westfaals
[1]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: eten + Dook