Uitspraak in het Plat: /viːzmɔːkɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Wies·ma·ker
Pluralis: Wies­ma­kers m de Wies­ma­ker
[1]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: wiesmaken + -er