zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ut·weg
Pluralis: Ut­weeg m de Ut­weg
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik wüss keen Utweg mehr.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: ut + Weg