Uitspraak in het Plat: /vɔːçhalsɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: waag·hal·sig
waaghalsiger waaghalsigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
riskant
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Nu föhr doch nich so waaghalsig!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: wagen + Hals + -ig