Uitspraak in het Plat: /spɛːltyːç/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Speel·tüüg
Pluralis: Speel­tüüg n dat Speel­tüüg
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
toy
Duits:
Voorbeelden:
Dröff ik ok mit dien Speeltüüg spelen?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Speel + Tüüg