Uitspraak in het Plat: /spɛːlzɔːˑk/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Speel·saak
Pluralis: Speel­sa­ken f de Speel­saak
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
toy
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Speel + Saak