Uitspraak in het Plat: /bɪçtkɔːmɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bicht·ka·mer
Pluralis: Bicht­ka­mern f de Bicht­ka­mer
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: bichten + Kamer