Uitspraak in het Plat: /tɛːɔːtɐstʏk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: The·a·ter·stück
Pluralis: The­a­ter­stü­cken n dat The­a­ter­stück Noord-Nedersaksisch
Pluralis: The­a­ter­stü­cker n dat The­a­ter­stück
Pluralis: The­a­ter­stück n dat The­a­ter­stück
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Dit Theaterstück hett Karl Bunje schreven.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Theater + Stück