Uitspraak in het Plat: /jankəɾɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: jan·ke·rig
jankeriger jankerigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
tuk
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
He keek dat Eten ganz jankerig an.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Janker + -ig