Uitspraak in het Plat: /ɛnəɾɡiː/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: E·ner·gie
Pluralis: E­ner­gien f de E­ner­gie
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Egenschop in de Physik
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Energie kannst nich tügen, de kannst bloots ümwanneln.
[2]
perifere woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dien Energie will ik hebben!