zelfstandig naamwoord
Afbreking: E·lek·tro·au·to
Pluralis: E­lek­tro­au­tos n dat E­lek­tro­au­to
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff nu ok en Elektroauto.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: elektro- + Auto