Uitspraak in het Plat: /ʃɔu̯bant/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schoh·band
Pluralis: Schoh­bän­ner n dat Schoh­band Westfaals
Pluralis: Schoh­ban­nen n dat Schoh­band
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
shoelace Meer tonen
Duits:
Schuhband Meer tonen
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Schoh + Band