Uitspraak in het Plat: /ɾɪntflɛɪ̯ʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Rind·fleesch
Niet gebruikt het pluralis n dat Rind­flee­sch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Mett warrt ut Rindfleesch un Swienfleesch maakt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Rind + Fleesch