Uitspraak in het Plat: /ˈʃnɪ·t͡səl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schnit·zel
Pluralis: Schnit­zels n dat Schnit­zel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Vonmiddag gifft dat Schnitzel to eten.