Uitspraak in het Plat: /buːtn̩ɡɾɛnt͡s/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bu·ten·grenz
Pluralis: Bu­ten­gren­zen f de Bu­ten­grenz
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: buten + Grenz