Uitspraak in het Plat: /lɛɪ̯flɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: leef·lich
leeflicher leeflichst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
angenehm för de Sinnen
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: -lich