Uitspraak in het Plat: /ɾiːksdaç/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Rieks·dag
Pluralis: Rieks­daag m de Rieks­dag
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Riek + Dag