zelfstandig naamwoord
Afbreking: Be·ding
Pluralis: Be­din­gen n dat Be­din­g
Pluralis: Be­din­gen m de Be­din­g
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
en Saak, de för wat vörutsett warrt
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: be- + Ding