Uitspraak in het Plat: /jɪbəlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: jib·be·lig
jibbeliger jibbeligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
nervous Meer tonen
Duits:
aufgeregt Meer tonen

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: jibbeln + -ig