Uitspraak in het Plat: /hasəlbʊʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Has·sel·busch
Pluralis: Has­sel­bü­sch m de Has­sel­bu­sch Westfaals
Pluralis: Has­sel­bü­scher m de Has­sel­bu­sch Mecklenburgisch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:
Achter uns Huus wasst en Hasselbusch.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Hassel + Busch