Uitspraak in het Plat: /byːtn̩ʃɔp/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bü·ten·schop
Pluralis: Bü­ten­schop­pen f de Bü­ten­schop
[1]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Büüt + -schop