Uitspraak in het Plat: /ɔppasɐʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Op·pas·ser·sch
Pluralis: Op­pas­ser­schen f de Op­pas­ser­sch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Oppasser + -sch