Uitspraak in het Plat: /kathɔːɾɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: katt·ho·rig
katthoriger katthorigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
unruly Meer tonen
Duits:
widerhaarig Meer tonen
Voorbeelden:
Nu wees doch nich so katthorig!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Katt + Hoor + -ig