Uitspraak in het Plat: /vɪntɐdɾuːˑf/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Win·ter·druuv
Pluralis: Win­ter­dru­ven f de Win­ter­druuv
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Immen, de dicht tohoopdrängt överwintert
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Winter + Druuv