zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ramm·buck
Pluralis: Ramm­bück m de Ramm­buck
[1]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Sperr, de dat Enn von en Leis sekert
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Ramm + Buck