Uitspraak in het Plat: /dva͡ɐshuːz/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dwars·huus
Pluralis: Dwars­hüüs n gebruikt zonder lidwoord Noord-Nedersaksisch, Pommersch
Pluralis: Dwars­hü­ser n gebruikt zonder lidwoord Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Oostfaals, Märkisch, Pommersch
Pluralis: Dwars­hu­sen n gebruikt zonder lidwoord
[1]
perifere woordenschat
Antoniemen:
Gevelhuus

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: dwars + Huus