Uitspraak in het Plat: /spøːy̯kəls/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Spö·kels
Pluralis: Spö­kels n dat Spö­kels
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wat sühst du denn so bleek ut!? Hest du en Spökels sehn?

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: spöken + -els