Uitspraak in het Plat: /knɔːˑkʃɛːlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: knaak·schä·lig
knokeschäliger knokeschäligst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
De Hund seeg so knaakschälig ut, dat mi dat düren deed.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Knaak + -ig