Uitspraak in het Plat: /kɪndskɪnt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kinds·kind
Pluralis: Kinds­kin­ner n dat Kinds­kind
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff dree Kinner un twölv Kindskinner!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kind + Kind