zelfstandig naamwoord
Afbreking: In·gang
Pluralis: In­gäng m de In­gang
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Antoniemen:
Utgang

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: in + Gang