Uitspraak in het Plat: /zɔltvɪʃ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Solt·wisch
Pluralis: Solt­wi­schen f de Solt­wi­sch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
An de Küst gifft dat veel Soltwischen.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Solt + Wisch