Uitspraak in het Plat: /dʊmhaɪ̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dumm·heit
Pluralis: Dumm­hei­den f de Dumm­heit
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Diene Dummheit is ja nich uttoholen!
Antoniemen:
Klookheit
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Maak doch nich son Dummheiden!
Synoniemen:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: dumm + -heit