Uitspraak in het Plat: /pɾɔːlɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Prah·ler
Pluralis: Prah­lers m de Prah­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Nüms mag geern Prahlers tohören.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: prahlen + -er