zelfstandig naamwoord
Afbreking: Smugg·ler
Pluralis: Smugg­lers m de Smugg­ler
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Smugglers hebbt Drogen över de Grenz bröcht.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: smuggeln + -er