Uitspraak in het Plat: /daʊ̯slɛːpɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Dau·slä·per
Pluralis: Dau­slä­pers m de Dau­slä­per
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Dau + Släper