bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: po·ckig
pockiger pockigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Kartuffeln seht ja so pockig ut.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Pock + -ig