Uitspraak in het Plat: /pɔtblɔˑu̯m/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pott·bloom
Pluralis: Pott­blo­men f de Pott­bloom
Pluralis: Pott­blö­mer f de Pott­bloom Märkisch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
houseplant Meer tonen
Duits:
Topfpflanze Meer tonen
Voorbeelden:
Op mien Finsterbank steiht en Pottbloom.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Pott + Bloom