Uitspraak in het Plat: /buːtənɛː͡ɐdʃn̩/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bu·ten·eerd·schen
Pluralis: Bu­ten­eerd­sche m de Bu­ten­eerd­schen
[1]
geavanceerde woordenschat
Voorbeelden:
Dat gifft allerhand Filmen, in de Buteneerdsche op de Eer kaamt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: buteneerdsch + -en