Uitspraak in het Plat: /mɪnʃn̩ɾɛçt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Min·schen·recht
Pluralis: Min­schen­rech­ten n dat Min­schen­recht
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Grundrecht von alle Minschen
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wi mööt de Minschenrechten alltiet wohren!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Minsch + Recht