zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pol·len
Pluralis: Pol­len m de Pol­len
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
lütt Saadzellen von de Planten
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik heff en Allergie gegen Pollen.
Identieke woorden ››› pollen ❔︎