Uitspraak in het Plat: /ʃiː͡ɐsnuːtɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: schier·snu·tig
schiersnutiger schiersnutigst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
He is en schiersnutigen Keerl, aver in’n Kopp sitt nich veel.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: schier + Snuut + -ig